Bemesten: enkele handige tips
Er worden heel wat tuintjes besmest in het voor- en najaar. Maar wat doet mest eigenlijk, en waar moet je rekening mee houden.
Goede vruchtbare grond bevat veel humus. Deze humus aan de grond toevoegen is de basis van het bemesten.
Humus is het deel van de organische stof in de bodem dat traag afbreekt. Het wordt wordt gevormd door de ontbinding van plantaardig en dierlijk materiaal. Dat kunnen half-verteerde plantendelen en dierlijke mest zijn. De humus zorgt er voor dat de grond wordt verrijkt met bacteriën, schimmels en andere bodemorganismen. Deze zorgen er op hun beurt weer voor dat de mest wordt verteerd. Daarbij komen warmte, water en voedingsstoffen vrij.
Als er geen humus in de grond zit worden de voedingsstoffen niet opgenomen worden. Deze zakken dan langzaam en ongebruikt naar diepere grondlagen. Humeuze grond is te herkennen aan zijn donkere kleur. Hoe meer humus de grond bevat, hoe donkerder de grond deze is.
Bij een te lage hoeveelheid humus is het belangrijk dat deze aangevuld wordt. Met andere woorden, dat je de tuin bemest. Dit moet jaarlijks gebeuren omdat door oxidatie de humus langzaam verdwijnt. Zonder bemesting wordt de grond steeds minder vruchtbaar en komen de planten steeds moeilijker aan hun voeding.
Een goede bemesting zorgt ook voor een betere bodemstructuur, die het (regen)water beter kan vasthouden.
De twee vormen van organische mest (humus) zijn compost (de vergane resten van planten), en dierlijke mest (bijvoorbeeld de bekende koemestkorrels). Daranaast is er kunstmest. Organische mest heeft de langste verwerkingsduur. Het hele proces neemt een jaar in beslag, daarom hoef je maar één keer per jaar te mesten. Kunstmest (dat bestaat uit stikstof, fosfor en kali) werkt veel sneller, en is daarom alleen geschikt voor eventuele bijbemesting. Kunstmest verbetert de grondstructuur ook niet.
Doordat kunstmest zo snel werkt loop je het risico van overbemesting. De planten "verbranden" dan. Ze worden geel en verwelken.
Compost is een betere bodemverbeteraar dan dierlijke mest. Het is in staat om zowel de structuur van lichte grond (bijvoorbeeld zand) als zware grond (klei) te verbeteren.
Bemestingstips:
- Zandgronden hebben meestal meer organische mest nodig dan kleigrond. De organische stoffen worden namelijk sneller afgebroken.
- Een siertuin kun je het beste één keer per jaar bemesten.
- Op kleigrond is het najaar de meest geschikte bemestingstijd. Dat geldt zowel voor compost als voor dierlijke mest.
- Op zandgrond is dat in het voorjaar.
- Een moestuin die het hele jaar opbrengst levert moet een paar maar per jaar bemest worden.
- Woel de mest licht in de grond. De platenwortels kunnen de voedingsstoffen dan beter opnemen. Doe dit echter niet dieper dan 10 of 15 centimeter.
- Op het gazon hun je het beste een dun laagje aanbrengen, geen hopen.
- Het is beter om geen kunstmest te geven na half juli. Dit kan namelijk tot gevolg hebben dat planten te lang doorgroeien, en daarom niet op tijd winterhard zijn. Daardoor zijn ze met winters weer extra kwetsbaar voor vorst en ziektes.
- Strooi kalk nooit gelijktijdig met koemest in de tuin. Deze twee stoffen breken namelijk samen elkaar en andere belangrijke voedingsstoffen af, maar apart is daar geen sprake van.